Thuiskomen | Mensen | Beelden | Contact | Zoom

Jozef Van Acker voor zijn boot  

piratenkapitein

 

Jozef Van Acker

Op je 88 kapitein worden van een heus piratenschip, het is niet aan iedereen besteed. Toch hebben we in ons eigenste Zeel zo iemand die in de voetsporen van Jack Sparrow (ja, die van Pirates of the Caribbean) treedt: Jozef Van Acker.
Dit jaar is ‘Piraten in Zele’ het thema voor Roparun. Onze Zeelse spuitgasten verrassen ons ieder jaar met een blikvanger van formaat op ons Fonteinplein en ook dit jaar wilden ze hun beste beentje voor zetten. Omdat koken nu eenmaal geld kost, zoeken de mannen van de brandweer ieder jaar brave zielen die hun project een financieel duwtje in de rug willen geven.
Paul De Roover is zo een van die brave zielen. Toen ze bij hem aanklopten, wilde hij eerst afzien van die sponsoring, maar toen hij het thema hoorde, kwam hij op de proppen met een lumineus idee: “Mijn schoonvader heeft een boot gemaakt en die mogen jullie gratis gebruiken!”

  Logo Roparun - Piraten in Zele

Onze pompiers dachten dat ze het in Keulen hoorden donderen, maar niets was minder waar. Jozef Van Acker had in de laatste 40 jaar achter zijn garage in ’t Sjarlougestrautsjen een heuse boot gebouwd. Met die man moest ik echt eens gaan klappen, dacht ik, en dat heb ik dan ook gedaan.

Een telefoontje volstond om een afspraak te maken en op een zonnige dinsdagmiddag trok ik naar die ex-scheepswerf in die straat met die voor niet-inboorlingen onuitspreekbare naam. Ik vond Jozef in zijn zetel, juist klaar met zijn deugddoend middagdutje. Jozef zag het levenslicht op 29 januari 1930, meer dan 4 keer drie maal zeven dus, maar de tijd heeft weinig greep op hem gehad. Hij kan nog serieus wat liegen wat zijn uiterlijk betreft en ook zijn harde schijf is nog in prima conditie.

ROOTS    

Ik ben een zoon van Benoit Van Acker, die jarenlang burgervader was van onze gemeente, en van Emma De Wilde, begint Jozef zijn verhaal. Ik kom uit een nest met acht kinderen. Mijn ouders hadden die boodschap van ‘Gaat en vermenigvuldigt u’ blijkbaar goed begrepen, maar er was ook een zekere vorm van gezinsplanning.
Om de twee jaar werd het wiegje van de zolder gehaald: Agnes (1924), Paula (1926), Margriet (1928), Jozef (1930), Robert (1932), Maria (1934), Vera (1936) en Herman (1938).

Eerst woonden mijn ouders in Rinkhout, later verhuisden ze naar de Wagenstraat om daarna een huis te bouwen in de Van Hesedreef. Ik ben de eerste die in het nieuwe huis geboren is.

 
Mijn vader is geboren in 1900. Hij heeft maar school gelopen tot zijn elf jaar. Dan moest hij gaan werken in het sloefenfabriek Barras in de Langemuntstraat. Daarna is hij opgeëist door de Duitsers en moest hij naar Verdun. Daar moest hij granaten aanvoeren naar de frontlinie en is hij gekwetst geraakt aan zijn been.
Na de oorlog deed hij mee aan een examen bij de spoorwegen en is hij garde geworden, treinwachter heet dat nu.  Later is hij gepromoveerd tot chef-garde en daarna controleur. In de jaren twintig werd hij actief in de christelijke vakbond en in 1931 werd hij vrijgestelde voor het syndicaat van de spoorwegen, posterijen en telegrafie.  In 1926 kwam hij in de gemeenteraad, van 1946 tot 1970 was hij burgemeester en van 1946 tot 1965 volksvertegenwoordiger.

Het gezin Benoit Van Acker

Het gezin Van Acker
Vooraan zitten vader Benoit Van Acker en moeder Emma De Wilde.
Achter zie je van links naar echts: Robert, Agnes, Herman, Paula, Margriet, Vera, Maria en Jozef.

JEUGD & SCHOOL    

Ons huis was niet erg groot, gaat Jozef verder. We hadden maar drie slaapkamers: die van mijn ouders, die van mijn zussen en mijn oudste zus was de chaperonne op de jongenskamer.
Iedere zaterdag was het wasdag. In de keuken stond een kuip met water en een voor een werden we gewassen. Badkamers moesten toen nog uitgevonden worden voor de gewone man.

Mijn schoolcarrière ben ik begonnen bij de nonnekes op de Kouter en daarna ben ik naar de Aangenomen Jongensschool in de Kapellestraatjes gegaan. Ik ben begonnen in het eerste leerjaar bij Benoit Suy en daarna bij meester De Jaegher. Van het tweede mocht ik onmiddellijk naar het vierde bij Silveir Latheir, want ik was blijkbaar ne slimme. Meester Latheir was ver vooruit in de tijd, want die trok met ons het veld in om alles te leren over de fauna en de flora. In die jaren regeerden de meesters ook nog met de harde hand.
Ik herinner mij, zegt Jozef, dat er op een dag een jongen uit

 

mijn klas stokvuur had gemaakt in zijn bank. Dat was echt zijn beste dag niet, want Latheir heeft hem toen een rammeling gegeven dat het niet schoon was om te zien.
Van het vierde leerjaar sprong ik naar het zesde en kwam ik bij Maurits Poppe te zitten. Dat was een wereldreiziger en die kon erg boeiend vertellen. Tenslotte eindigde ik mijn lagere school bij Jules Van Kerckhove. Daar heb ik twee jaren gezeten in klas 7 & 8, want ik was nog geen twaalf jaar. In die klas zat ik naast Edmond Rubbens, de zoon van de minister. Die was altijd de primus van de klas, ik altijd de eeuwige tweede.

Daarna, gaat Jozef verder, schreven mijn ouders me in in het Heilig Maagdcollege in Dendermonde. Drie jaar heb ik toen de Grieks-Latijnse gevolgd, maar dat was niet echt mijnen dada, bekent Jozef, dat was te zwaar voor mij. Op mijn vijftiende ben ik verhuisd naar de technische school in Aalst en daar ben ik gediplomeerd als elektricien.

WERK    

Met mijn diploma op zak kon ik aan de slag bij het NIR (Nationaal Instituut voor de Radio-Omroep) als elektrieker. Ik ben altijd een fier ventje geweest, zegt Jozef, nu nog trouwens en op mijn eerste werkdag kwam ik daar toe met col en plastron. Mijn eerste werk was een leiding kappen met hamer en beitel in een liftkoker. Mijne col en mijne plastron waren snel uit, lacht Jozef.

Daar heb ik ook mijn eerste Frans geleerd. Ik heb daar enkele jaren gewerkt en dan ben ik overgestapt naar SBR (Société Belge Radio-électrique). Die maakten radio’s. SBR, dat was tout en français en de Vlamingen lagen daar echt in de onderste schuif, zegt Jozef. Lang heb ik daar niet gewerkt en ik kreeg dan een aanbieding van de Regie der Luchtwegen, want ik wou vliegen, ik wou piloot worden, dat was een jongensdroom.

Bij de regie stond ik in voor het onderhoud en de controle van de zenders en de ontvangers van de vliegtuigen in Melsbroek. Dat was ne schone job.

  Werk bij sabca
Jozef bij een vliegtuig  
Dan heb ik examen gedaan bij Sabena en kon ik daar aan de slag als mecanicien en elektrieker. Dat was al in het vooruitzicht om piloot te worden. Ik slaagde in mijn examen voor piloot, maar bij de medische keuring kreeg ik een njet. Mijn ogen waren niet goed genoeg. Einde van een droom.
Bij Sabena ben ik weggegaan omdat ik daar geen promotie kon maken. Sabena was in die jaren een rood bastion en als rasechte CVP’er pakte ik altijd naast de prijzen.
Na Sabena heb ik nog een jaar bij SABCA (Société Anonyme Belge de Constructions Aéronautiques) gewerkt en dan ben ik samen met mijn schoonbroer Willem Van Acker in Zele begonnen met tv’s. Hij had een winkel op de Lokerenbaan. Antennes plaatsen was mijn specialiteit, want Willem durfde niet op het dak. We hebben ook nog eigen tv’s samengesteld. Ik geloof dat ons merk iets met Zele was.

Een jaar of drie vier hebben we dat gedaan en na een meningsverschil ben ik dan naar de Kamer (van volksvertegenwoordigers) gegaan. Daar ben ik begonnen als deurwachter. Je moest daar onder aan de ladder beginnen. Ik heb dat een jaar of zeven gedaan en dan kreeg ik een job in de bibliotheek van het parlement.

Zorgen voor persknipsels, fotokopieën, microfilm, boeken…
Dat was al bij al een leuke job, maar je had natuurlijk geen vaste uren. Wij moesten present zijn zolang de zitting duurde. Mijn record was twee dagen, maar gelukkig kregen we eten, hetzelfde als de parlementsleden, dat was wel dik in orde, bekent Jozef.

In totaal heb ik 27 jaar in het parlement gewerkt. Ik was 62 jaar toen ik met pensioen ging.

  Jozef aan hetwerk in de bibliotheek
     
huwelijksfoto  

DE LIEFDE
Hoe heb je je vrouw leren kennen, vraag ik hem. O, dat was heel toevallig, antwoordt Jozef. In 1950 waren er parlementsverkiezingen en in die tijd trokken we met plakploegen de baan op om overal affiches te gaan plakken. Op een avond vielen we toch wel zonder pap in de Langemuntstraat. Lijm hadden we nog, maar geen water.

In die straat woonde de familie Van Wichelen en die had een beenhouwerij-café. We hadden geluk die avond want het was nog voor den twaalven en het café was nog open. Wij daar binnen en we zijn daar blijven plakken die avond en daar heb ik mijn vrouw voor het eerst gezien.

Na de verkiezing was er een overwinningsbal in het Gildenhuis en ik trok mijn stoute schoenen aan en vroeg aan moeder Van Wichelen of Marie-Louise meemocht naar den bal. Ik had chance, lacht Jozef, en na den bal heb ik in de Cesar Meeusstraat haar de eerste keer gekust.

Vijf jaar lang hebben we verkeerd. Ge moest wachten tot ge genoeg verdiende om te kunnen trouwen. Voor mijn huwelijk ben ik nog alleen op reis geweest naar Spanje, want zij mocht niet mee, dat kon niet als je nog verloofd was. Zo was dat in die tijd, dat kan je je nu niet meer voorstellen.

In mei 1955 zijn we dan getrouwd. Ons feest was in De Oude Kroon bij Bertje en Lena.

Eerst hebben we korte tijd op de Dendermondebaan gewoond en daarna zijn we verhuisd naar de Kouter. Het oud herenhuis van de familie Goossens was in twee gesplitst en verkocht. Wij konden het eerste deel huren, dat is waar nu Freddy Vercauteren woont.

Mijn vrouw is daar een schoenenwinkel begonnen. Negen jaar hebben we die gehad, zegt Jozef, in het begin marcheerde dat heel goed, maar later kreeg mijn vrouw schrik om schoenen aan te kopen. Marie-Louise was geen echte commerçante en dus hebben we er maar een punt achter gezet.

Van meneer Omer (Van Den Eeckhoudt) hebben we toen bouwgrond gekocht hier in de Karel Haegensstraat. We bouwden er en in 1967 zijn we hier komen wonen.
Op de Kouter zijn mijn twee dochters geboren. Ons Marie Christine in 1956 en ons Ingrid in 1959. Ik heb drie kleinkinderen: Matthias, Charlotte en Stefanie en die zorgden op hun beurt voor zeven achterkleinkinderen: Amy, Lucas, Louise, Gust, Max, Marie en Lucien.
In 2001 is mijn Marie-Louise gestorven. Haar hart had het begeven. Ze was maar 73. Gelukkig heb ik een aantal jaren geleden Cecile leren kennen en daar ben ik blij om, zegt Jozef, alleen is maar alleen, met twee ziet het leven er beter uit.

  Marie Louise en Jozef veertig jaar getrouwd

Jozef met al zijn kinderen

Jozef met al zijn kinderen.
Vooraan: Amy, Lucas, Gust, Marie en Louise.
Achteraan: Matthias, Cynthia, Jozef, Ingrid, Christine, Roeland, Charlotte, Geert, Max, Stefanie en Paul.

verkiezingsfoto

Foto voor de gemeenteraadsverkiezingen 1970

 

HOBBY’S
Naast zijn werk en het gezin was Jozef nog op andere terreinen actief. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1970 kreeg ik de elfde plaats op de lijst van de CVP,  gaat Jozef verder. Ik kreeg 1091 voorkeurstemmen en kwam zo in de gemeenteraad. Omdat de Zeelse Belangen een coalitie afsloot met de BSP (socialisten) en de PVV (de blauwen) belandde de CVP in de oppositie. In 1976 werd ik opnieuw verkozen, maar in 1982 pakte ik ernaast en was mijn politieke ‘carrière’ ten einde.

Bijna zestig jaar ben ik muzikant geweest bij harmonie Sinte-Cecilia. Ik heb mijn eerste lessen gekregen van Albert De Koning en toen leerde ik hobo. Later ben ik dan overgeschakeld op klarinet en dat instrument lag me beter. Tot mijn 80 jaar ben ik actief muzikant gebleven. Samen met Theo Van De Velde en Albert D’hooghe hebben we in 2010 een punt gezet achter onze muzikale carrière. De harmonie, dat was echt ne schonen tijd, mijmert Jozef. Die concerten, de cecilia’s, de uitstappen, de reizen… Ik hou daar echt mooie herinneringen aan over. Ook ben ik lange tijd muzikant geweest in de variétégroep Het Gildacabaret.

In welk jaar weet ik niet meer, vervolgt Jozef, maar na een repetitie van de harmonie vroeg Ernest Cauwe me of ik geen zin had om lid te worden van het Gregoriuskoor. Dat is het koor dat vroeger iedere zondag de hoogmis zong. Door de herstructurering zingen we nu op zaterdagavond. We zijn slechts nog met zeven zangers naast organist Toon Fauconnier: Joris Laget, Albert Goossens, Eric Arens, Leon Mertens, Karel Van Malderen, Patrick Van Wassenhove en ik. Ik denk dat ik al meer dan zestig jaar bij Gregorius zing en zo lang het lukt doen we verder, zegt Jozef, die Latijnse gezangen zijn echt zo mooi.

Jozef bij de harmonie

Jozef tijdens een ceciliafeest

 

Het Sint-Gregoriuskoor einde jaren 80
Vooraan: Octaaf Van Acker, Albert De Donder, deken Alfons Willems, Frans De Donder
en Jules De Beule.
Achteraan: Toon Fauconnier, Gerard De Vriendt, Piet Christiaens, Joris Laget, Oscar Kesteleyn,
Jozef Van Acker, Jos De Donder, Frank Arbijn
en Frank Spiessens.

  het Gregoriuskoor
de boot   de boot
DEN BOOT    

En dan komen we bij het hoofdstuk van ‘Den Boot’. Hoe ben je op dat idee gekomen? vraag ik hem. O, zegt Jozef, toen ik met mijn broer Herman aan zee was en we al die zeilboten zagen liggen, zei zijn vrouw: “Dat zouden we ook moeten hebben.” Met onzen Herman ben ik toen beginnen nadenken en kwamen de eerste ontwerpen op papier.

Ons eerste plan was een knikspant, maar later heb ik dat veranderd naar een rondspant. Mijn broer is vrij snel uit het project gestapt. Toen zijn vrouw hoorde hoeveel dat grapje zou kunnen kosten, bedankte ze ervoor en mocht ik alleen verder bouwen.
Ik heb heel mijn leven een dagboek bijgehouden en daar vond ik dat ik in 1977 mijn eerste schetsen maakte. Ik ben begonnen in mijn garage, maar vrij snel heb ik achter in de tuin een soort serre geplaatst waar ik verder kon bouwen.
Bijna 35 jaar heb ik aan die boot gebouwd. Dat was meestal op zaterdag en in het parlement hadden we vrij veel vakantie tijdens het zomerreces. Ik heb dat altijd heel graag gedaan.

 

Als ik aan mijn boot bezig was, had ik geen benul van tijd en het was middag voor ik er erg in had.
In het begin deed ik dat allemaal met vrij eenvoudige werktuigen, maar doorheen de jaren kocht ik een en ander bij zodat het makkelijk werkte. Die boot was een echte hobby geworden. Een aantal jaren heb ik wat hulp gekregen van Frank Spiessens, die hier als kind werd opgevangen.
In de boot zit om de vijf centimeter een messingvijs, zowel horizontaal als verticaal. In totaal zitten er zo’n slordige 12 000 vijzen in mijn boot alsook kilo’s polyurethaankorrels om alles waterdicht te maken.

Ook het buigen van die houten planken was geen sinecure. Met eiken planken kon je dat met natte vodden en branden doen, maar met mijn teaken planken lukte dat niet. Die moesten met de hand gebogen worden. Planken van 2,5 meter lang, eerst gaatjes voorboren, inlijmen, buigen en dan zorgen dat je deze binnen het kwartier op de spanten bevestigde en vastzette met vijzen. Ik heb serieus wat zweet daarbij gelaten, bekent Jozef.

dak van de scheepswerf wordt afgebroken  
Toen de kiel klaar was, moest de boot gekeerd worden. Ik heb dat praktisch volledig alleen gedaan met wat katrollen. Nadien kon ik beginnen aan het dek en de binnenruimte. In de boeg en in de poep van het schip waren telkens twee slaapplaatsen en ook in de kajuit was er plaats voor twee, zodat ik in totaal zes man te slapen kon leggen. Ook is er een keukentje, een natte cabine en een toilet.
Tien jaar geleden ben ik gestopt met te werken aan mijn boot. Ik ben hem wel regelmatig gaan controleren en soms heb ik nog eens de schuurspons gehanteerd. Ik werd te oud en zag het niet meer zitten om hem helemaal af te werken. Plus dat het ook kostelijk werd. De masten en heel het zeilwerk zijn vrij duur. Mijn droom is niet afgewerkt, zegt Jozef, ik heb me daar bij neergelegd. Ik kon het echt niet meer, ik had geen macht meer en was ook niet meer lenig genoeg, want aan zo’n boot werken was altijd klefferen en op je knieën kruipen, al was de kajuit wel op manshoogte gemaakt.
ROPARUN    

Ben je blij dat je boot nu op ’t dorp zal staan, vraag ik hem. Ja!, antwoordt Jozef. Ik ga in het najaar verhuizen en ik verkoop mijn huis en dus moest ook mijn boot weg.

Ik hoop, zegt Jozef, dat er iemand op af komt die hem verder wil afwerken, die er echt een schip van zal maken. Einde maart hebben ze de boot komen halen met een grote kraan en pas dan kon ik hem voor het eerst in zijn totaliteit zien.

In alle bescheidenheid, ik ben echt fier op mijn werk, die boot mag er zijn. Zo’n schone vorm! Hopelijk kan ik hem verkopen.

 
Roparun wordt voor mij echt een feest. Zaterdagavond om 10 uur wordt hij gedoopt. Heeft die boot een naam? vraag ik hem. Nee, ik heb die nooit een naam gegeven, ik zou die graag de Marie-Louise noemen, maar ik weet niet wat de brandweer zinnens is. We zullen wel zien. Ik kijk er alvast naar uit!
De boot is dus te koop, vraag ik hem. Ja, zegt Jozef, en ik zou een deel graag afstaan aan Roparun. Wat die tweemaster moet kosten? Ik heb er geen flauw benul van, antwoordt Jozef. Best zouden ze dat schip publiek verkopen, soit, we zullen wel zien.
boot wordt omgebouwd   boot wordt een piratenschip
Onze brandweerlui transformeren den boot in een heus piratenschip.

ANKER
In het najaar verhuis ik naar de derde verdieping in ‘Het Anker’. Ik heb daar zowel vooraan als achteraan een terras met een prachtig uitzicht. Nu zijn ze aan de afwerking bezig, mijn appartement wordt tijdelijk een kijkwoning. Verhuizen zal nog een hele klus worden. Ik heb massa’s boeken en tijdschriften over boten en zeevaart.

De meeste mensen op die leeftijd verhuizen naar de Meander, Jozef naar ‘Het Anker.’ Ik hoop, zegt Jozef, dat ik daar nog een aantal jaren van mag genieten. Ik ben nog altijd in goede gezondheid.

En hoe kijk je op je leven terug? vraag ik hem tot slot.
O, ik heb een schoon leven gehad, is zijn antwoord.
Ik ben content.

  jozef bij de boot

Ik neem afscheid van Jozef.

Het Pinksterweekend anno 2018
wordt voor hem ongetwijfeld
een mijlpaal in zijn leven.
Piraten zullen Zele veroveren
en de kapitein die kennen we nu!

Jozef, bedankt voor je verhaal,
chapeau voor je werk
en geniet van het weekend!

Mark De Block
15-V-2018

Enkele Kiekjes van de Verhuis

boot   boot
kraan   kraan   boot geleverd aan de brandweerkazerne

Met dank aan FierensRFotografie